Ik help je met je verhaal

Schrijven begint met spreken

Soms zijn dingen zo vanzelfsprekend dat je bijna vergeet hoe belangrijk je ze vindt. Maar zoals het vaker gaat: you don’t know what you’ve got until it’s gone. Dat ondervond ik de laatste maanden bij twee verschillende schrijfklussen.

Voor een artikel zou ik een wetenschapper interviewen over zijn vinding. Hij vroeg me of ik voor ons gesprek alvast de interviewvragen wilde mailen, en in zijn enthousiasme ging hij ze alvast uitgebreid schriftelijk beantwoorden. Dan was een gesprek niet meer nodig, dacht hij. En dat kwam hem goed uit, want hij had weinig tijd. ‘Vooruit dan maar’, dacht ik, en ik ging aan de slag. Maar tijdens het schrijven liep ik vast. Ik snapte zijn toelichting wel zo ongeveer, maar net niet helemaal. En heel summier had hij een paar praktijkvoorbeelden genoemd, maar die waren niet uitgewerkt. Kortom: ik miste essentiële ingrediënten voor mijn verhaal.

De voorbereiding van een ander artikel verliep op een vergelijkbare manier. Ik zou de manager van een organisatie spreken, maar in plaats daarvan kreeg ik te maken met de communicatieadviseur. Die wilde de manager, die net een zware strategische functie had gekregen, met de beste bedoelingen uit de wind houden. Daarom moesten vragen en antwoorden op schrift worden gezet, met de communicatieadviseur als intermediair bij elke mail. Ook hier probeerde ik er het beste van te maken, ik ben immers de beroerdste niet. Maar de indirecte communicatie verliep traag en leverde misverstanden op.

Spreektaal

Deze ervaringen maakten me opnieuw duidelijk wat ik eigenlijk allang wist: ik kan pas een levendige tekst schrijven als ik vooraf iemand spreek over het onderwerp. Natuurlijk vind ik schriftelijke achtergrondinformatie ook handig. Een wetenschappelijk artikel, een samenvatting van een expert, webteksten van een paar jaar geleden – ze zijn bruikbaar om de feiten te checken of een interview voor te bereiden. Maar niet als basis om te schrijven. Dat soort informatie is me te kaal, te vaag, te abstract. Het is alsof ik daarmee geen vat krijg op de materie, ik blijf er als een buitenstaander omheen draaien.

Wil ik mijn lezer kunnen meenemen in een verhaal, dan heb ik eerst een gids nodig die me de weg wijst in het land van zijn expertise, die al pratend laat blijken waarom hij zo bevlogen is over zijn visie of vinding, zijn product of dienst. Iemand die de ins en outs kent, de voor- en de nadelen, de context en de anekdotes. Iemand die me in spreektaal kan uitleggen waar het om draait, in zulke kleine stapjes dat ik ze als leek begrijp – dus niet in de zevenmijlslaarzen die alleen zijn vakgenoten kunnen volgen.

Licht

Als ik iemand het hemd van zijn lijf mag vragen, dan gaat de schriftelijke informatie ineens leven. Losse puzzelstukjes vallen in elkaar en eerder onbegrijpelijke details worden ineens glashelder. Dan zie ik een wereld in beelden voor me. Met een beetje mazzel komt er ook nog een prachtige metafoor naar voren die als kapstok kan dienen voor de tekst. Al pratend zie ik het licht en verzamel ik ruim voldoende bouwstenen voor een aansprekend verhaal.

Hoe het is afgelopen met de twee artikelen? Natuurlijk wilde ik in beide gevallen een goede tekst afleveren. Daarom heb ik aan het eind gedaan waar ik normaal gesproken mee begin: in gesprek gaan. Dat leverde niet alleen relevante informatie op, het was ook goed voor de onderlinge verstandhouding. In het telefoongesprek met de wetenschapper kon ik vertellen waarom ik, ondanks zijn uitgebreide input, toch niet genoeg had aan zijn schriftelijke antwoorden. En om de tafel met de communicatieadviseur en de manager begreep ik beter waarom ze zo voorzichtig communiceerden, en kon ik duidelijk maken waarom details een verhaal aansprekend maken.

Ik weet nu in ieder geval zeker: een sprankelend verhaal schrijven begint met spreken.

Foto: Sean Patrick Murphy on Unsplash

Dit blog is eerder verschenen op de website van Tekstnet, beroepsvereniging van tekstschrijvers

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.